Hokjesgeest
Sommige mensen geloven in een hiernamaals. Bijvoorbeeld in een hemel en een hel die naast elkaar bestaan. En een soort van ballotagecommissie die bepaalt waar je ziel voor altijd mag wonen. Anderen geloven juist dat je reïncarneert. In een mens met een beter leven, als je in je vorige leven je best hebt gedaan. Of in een ezel, als je je zo hebt gedragen. Weer anderen geloven in geesten, die op afroep een praatje komen maken via een medium dat ze als een soort menselijke transistorradio gebruiken.
Ik vind het fascinerende dingen om in te geloven, steevast omlijst met opmerkelijke en mystieke spelregels. Regels van het ‘grondpersoneel’. Zo noemde mijn oma de geestelijkheid, met het gevoel voor ironie dat haar eigen was. Ze geloofde niet bepaald hartstochtelijk en ik ook niet. Dat hele ‘geloven’ lijkt me überhaupt iets waar je je vooral vanuit je innerlijke wezen aan moet kunnen overgeven, niet iets waar je al te veel over moet nadenken. Net zoals je ook over carnaval niet al te veel moet nadenken, maar het gewoon moet opdrinken.
Dit soort gedachten kwamen in me op toen ik laatst langs de Joodse begraafplaats in Dieren wandelde. Dit verstild plekje is haast onvindbaar, ingeklemd tussen bosrand en woningen. Oorspronkelijk was het een echt dodenakkertje, een eind buiten het dorp van toen. Een paar honderd meter verwijderd van de Algemene begraafplaats, die een halve eeuw eerder ook hier op de hei was aangelegd.
Alle geloven en gelovigen hadden zo een eigen plekje. Hartstochtelijke clubliefde, bij leven en daarna. En ook die Algemene begraafplaats werd weer ingedeeld in hokjes, volgens een meer aardse verdeelsleutel. Want zoals je je leven in een grote villa of in een armeluiswoninkje kon hebben doorgebracht, waren ook hier de graven ingedeeld in klassen. De welgestelden belandden in een eersteklas graf, Jan Modaal reisde tweedeklas richting hemelpoort. En had je écht geen cent te makken, dan belandde je in een algemeen gemeentegraf.
Die hokjes horen blijkbaar bij ons. We lijken voortdurend op zoek naar geborgenheid temidden van gelijkgestemden, als een soort achtergrond waarin we veilig kunnen verdwijnen. Het aantal en soort hokjes verandert voortdurend. Omdat de tijden veranderen, omdat wij veranderen en we telkens samenklonteren in hokjes die bij ons en onze tijd passen.
Verzuiling is iets uit een grijs verleden, iets dat naar spruitjes ruikt en waar we tegenwoordig onze neus voor ophalen. We wisselden ons geloof in saamhorigheid en voorzienigheid in voor vertrouwen op onszelf en onze carrièreplanning. Ik weet trouwens niet wat ik merkwaardiger vind. We hebben ons individueel ontplooid en ontworsteld aan allerlei collectieve dogma’s, zo lijkt het soms. Maar sommige progressieve, individualistische atheïsten zijn daarin zo fanatiek, dat je hun clubkleuren evenzogoed moeiteloos herkent. ‘Karma’, zouden degenen zeggen die dáár dan weer in geloven.
Wat er de laatste tijd gebeurt kan ik niet zo goed volgen. Iedereen roept door elkaar heen. Over traditionele Nederlandse hokjes waar anderen vanaf moeten blijven. Over nieuwe hokjes die in Nederland een plek moeten krijgen. Tegelijkertijd willen allerlei mensen weer erkend worden in het feit dat ze niet in een traditioneel hokje passen. Ze doen dat door zich ook weer in een hokje te verenigen. En er zijn de laatste tijd ook veel mensen die anderen heel fanatiek vertellen hoe ruimdenkend ze over al die hokjes moeten denken.
Bij nader inzien geloof ik misschien toch in het bestaan van geesten. In de hokjesgeest dan toch.