Sneak preview: De kaart van Coehoorn

ButtonButton

Ik werk al een tijdje aan een boek. Een spannend verhaal dat zich afspeelt in het heden, maar zijn oorsprong vindt in gebeurtenissen die meer dan 300 jaar geleden plaatsvonden. ‘De kaart van Coehoorn’ ziet hopelijk dit jaar het daglicht. Lees hier nu vast hoofdstuk 1, als sneak preview!

Hoofdstuk 1

De bel rinkelt schel en overstemt het geroezemoes in de kantine. De middagpauze is voorbij. Stoelen en banken schuiven met veel kabaal over de blauwgeverfde betonnen vloer. De brugklassers zijn het snelst op de been, al zeulen ze zware tassen mee. Haastig proberen ze als eerste bij de trap te zijn, om op tijd bij het juiste lokaal aan te komen. Ouderejaars doen het rustiger aan, ze kennen de school op hun duimpje. En ze weten inmiddels wel bij wie je op tijd moet zijn en bij wie je een potje kan breken.

Rugzakken worden nonchalant over schouders gehesen en de laatste slokken thee en happen brood worden weggeslikt. Over vijf minuten beginnen de lessen weer en de meesten hebben niet zoveel zin meer deze week. Het is vrijdag, het is half mei en de temperaturen zijn al zomers. Er is een zonnig en warm weekend voorspeld en er worden al druk afspraken gemaakt voor potjes voetbal of een duik in het zwembad.

De leerlingen van H4d wurmen zich de trappen op, op weg naar een wat muf lokaal op de tweede verdieping. De wanden van dit lokaal zijn behangen met posters van de Brandenburger Tor, citaten van Friedrich Nietzsche en andere zaken die de liefde voor de Duitse taal moeten aanwakkeren. Helaas lukt dat bij de meeste leerlingen niet al te best, al blijft meneer Kuipers het met onvermoeibaar enthousiasme proberen. Jaar na jaar, elk jaar opnieuw.

Matthijs loopt samen met Inge, die tijdens hun wandeling door het gebouw nog snel haar aantekeningen checkt en rijtjes vervoegingen mompelt.

‘We hebben toch geen proefwerk vandaag?’ vraagt Matthijs voorzichtig.

‘Nee, maar je hebt toch gehoord wat Kuipers dinsdag zei, over grammatica hoofdstuk 3,’ zegt Inge. ‘Dat we dat maar goed moesten doornemen. Dan weet je het wel, toch?’

Matthijs graaft in zijn geheugen. Eigenlijk kan hij zich niks herinneren van dinsdag, laat staan dat ie kan terughalen wat Kuipers over grammatica hoofdstuk 3 heeft gezegd. ‘Dan weet ik wát wel?’ probeert Matthijs zwakjes.

‘SO,’ antwoordt Inge onverbiddelijk. ‘Je hebt dit keer toch wel geleerd?’

Matthijs antwoordt niet. Inge zal wel gelijk hebben, er hangt vast een schriftelijke overhoring in de lucht. Hij ziet Kuipers in gedachten al zitten achter zijn bureau, als hij iedereen welkom heet en met een minzaam lachje zegt: ‘Nun, meine lieben Freunde! Legen Sie einfach Ihre Bücher in Ihre Tasche und nehmen Sie Papier und Stift…’

Inwendig kreunt Matthijs bij die gedachte. Hij heeft hoofdstuk 3 niet bestudeerd. Hij heeft zijn grammatica boek überhaupt niet opengeslagen afgelopen week. ‘Überhaupt is sowieso het enige Duitse woord dat ik ken’ mompelt ie grimmig voor zich uit. ‘Of telt sowieso ook mee? Dan zijn het toch al twee woorden.’

‘Waar heb je het over?’ vraagt Inge. ‘Matthijs, je staat volgens mij een 4 gemiddeld voor Duits. En die SO’s tellen mee voor je eindlijst. Als je deze verpest, heb je straks allemaal achten en negens nodig om gemiddeld nog op een voldoende uit te kunnen komen.’

Matthijs wil het allemaal niet horen. Als Inge zegt dat hij een 4 gemiddeld staat, zal dat wel kloppen. Inge heeft een olifantengeheugen voor die dingen, ze weet beter dan Matthijs zelf hoe ie ervoor staat op school en probeert ‘m vaak te helpen. Niet zozeer uit bemoeizucht, maar meer uit zorgzaamheid. Matthijs beseft dat ie zonder hulp van Inge nog veel lager zou staan voor Duits. En niet alleen voor Duits. Waarschijnlijk zou hij al lang van school getrapt zijn.

Terwijl ze verder lopen en Inge zich weer op haar aantekeningen concentreert, voelt Matthijs z’n telefoon trillen in z’n broekzak. Een appje: Hoe laat kun je hier zijn? Loopt al vroeg vol vandaag! Grt J.

Matthijs stopt z’n telefoon weg. Hij twijfelt. Zal ie naar Duits gaan? Misschien is er een kans dat Inge het mis heeft en er geen overhoring komt vandaag. Maar als Kuipers die overhoring wél geeft, zit ie diep in de nesten. Dan komt er weer een vette onvoldoende bij op z’n lijst. De zoveelste. En die kan hij er niet bij hebben. Misschien is het maar beter om Duits te skippen, peinst Matthijs. Dan komt er in ieder geval geen extra onvoldoende bij. Maar volgende week heeft hij wel weer wat uit te leggen als de conrector z’n ouders belt met het bericht dat hun zoon gespijbeld heeft. Voor de zoveelste keer.

Ach, wat rot het ook, denkt ie ten slotte tegen beter weten in. Ik skip Duits en volgende week probeer ik me er wel uit te kletsen.

‘Ik moet gaan’, zegt hij, plotseling z’n pas inhoudend.

‘Hoezo, je moet gaan?’ vraagt Inge terwijl ze verbaasd opkijkt van haar aantekeningen. ‘Waar moet je ineens heen dan?’

‘Jos zit klem.’

Nu wordt Inge boos. ‘Jos zit klem? Waarom moet jij dat dan voor ‘m oplossen? Als Jos niet klem wil zitten, moet ie maar iemand zoeken die er de hele dag kan zijn. Hoe denk je dat je zo ooit je diploma gaat halen Matthijs?’ vraagt ze scherp.

Matthijs heeft geen zin in deze discussie. Die heeft ie ook al vaak genoeg met z’n moeder en aan één moeder heeft hij meer dan genoeg.

‘Geen idee, maar een extra 2 voor Duits helpt me daar in ieder geval niet bij.’ En met die woorden draait Matthijs zich om en beent met grote passen richting de fietsenstalling.

‘Prima, ren maar weg!’ roept Inge hem na. En dan, ronduit boos: ‘Ik ga geen smoesjes meer voor je verzinnen als Kuipers vraagt waar je uithangt!’

Maar Matthijs hoort haar al niet meer als hij met twee treden tegelijk de trappen afstormt, dwars tegen een groep brugklassers in. In de gauwigheid stuurt hij een kort appje terug: ben er over kwartier.

In de fietsenstalling schuift ie ruw een paar fietsen aan de kant om bij z’n eigen fiets te komen. Hij springt op de afgetrapte blauwe damesfiets en met een paar flinke trappen op de pedalen schiet hij de stalling uit, de middagzon tegemoet.

Het eerste stuk gaat altijd het lekkerst, bergaf in de richting van het centrum. Matthijs maakt flink vaart, gaat diep over z’n stuur hangen. Hij voelt de warme zon op z’n gezicht en de wind die z’n lange donkerblonde haar alle kanten uit laat wapperen. Al na een paar minuten zijn alle gedachten en zorgen over Duitse grammatica, overhoringen en cijfers uit z’n hoofd weggewaaid. School is ver weg. En zo heeft hij ‘t het liefst.