Elk moment heeft zo z’n bloeiende boodschappers. Neem bijvoorbeeld krokussen. Dat zijn echte ras optimisten, goed in het wekken van verwachtingen. Al na een paar zonnestralen schieten ze uit de grond omhoog en roepen in koor ‘Joehoe! We zijn er weer!’, naar iedereen die het maar wil horen. Ze zijn graag met veel, gaan het liefst volledig op in een luidruchtig kwebbelende vriendengroep. Asters zijn dan weer heel anders. Ook heel kleurrijk, maar hun boodschap is vrolijk en serieus tegelijk. ‘Geniet nog maar even, nu het nog kan. Niets duurt eeuwig.’
Van rozen weet ik nooit zo goed wat ze me zullen vertellen. Ze kunnen moeiteloos de meest uiteenlopende gesprekken met je aanknopen. Vrolijk, verdrietig, verleidend of berustend. Rozen zijn geen joviale, oppervlakkige kletsers. Nee, met een roos heb je een echt gesprek, met diepgang. Zo’n gesprek dat kan verwarmen, of je pijnlijk kan ontregelen. Maar dat uiteindelijk altijd goed voelt. Meteen, of pas na een poosje, als alle woorden zijn bezonken. Dat kunnen rozen als geen ander.
Dat werd me onlangs nog eens duidelijk, aan de oever van dit verstilde vennetje. Het landschap was op die dag niet bepaald kleurrijk. De hemel verzadigd van een melkwit wolkendek. Het zand grijsbruin, de grassen geelgroen en de boomkruinen donkergroen. De heide grijsgroen, haar paarse en lila kleuren-explosie nog voor later bewarend. Als je tot rust wil komen, ben je in dit landschap aan het goede adres. Als je melancholisch wil worden ook, wat mij betreft.
En dan dit bosje rozen, half uiteengevallen op de oever. De oranjerode bloemen, scherp contrasterend met het grijze dode hout en de rimpelloze zwarte waterspiegel. Ze lagen hier niet zomaar, maar waren doelbewust achtergelaten. Ze hadden hun verhaal al verteld. Maar welk verhaal? En voor wiens oren was het bestemd? Ik was er geen getuige van geweest en kon er alleen maar naar raden. Als een tijdreizende voyeur, die iets gadeslaat waar hij geen deelgenoot van hoorde te zijn. Dit was geen luchtig, oppervlakkig verhaal geweest. Dat was me wel duidelijk.
Het eerste beeld dat in me opkwam, was dat van een aanzoek. Iemand die zijn of haar geliefde hier, op deze idyllische plek, dé vraag stelde. Heel even zag ik het heel duidelijk voor me. Maar meteen vertroebelde dat beeld weer. Het klopte gewoon niet. Laat je rozen achter na een aanzoek? Tja, als het werd afgewezen misschien. Maar dan nog..als je iemand ten huwelijk vraagt, dan doe je dat toch met een ring en niet met rozen? Of met een ring én rozen? Nee. Teveel vragen bij dit scenario, dit klopte niet.
Ineens werd me iets duidelijk. Waar het verhaal ook over ging, het was in elk geval een verhaal over verlies. Dat kon niet anders. Iemand was iemand verloren. Er was gemis. En degene die miste, had de rozen hier achtergelaten. Maar waarom op deze plek? Was iemand hier overleden, op deze stille en verlaten plek? Of was deze plek belangrijk geweest, voor degene die miste en degene die werd gemist? Vragen waarop ik het antwoord nooit zal kennen. Het verhaal was immers niet voor mij bedoeld. En rozen zijn, boven alles, zeer discreet.