Elke keer als ik in Arnhem het station verlaat, wordt mijn blik naar jullie getrokken. Ik geloof trouwens niet dat jullie míj ooit gezien hebben. Jullie kijken immers soeverein over ons stervelingen heen. Eric, jij lijkt diep in gedachten, je mondhoeken tonen ontevredenheid over de situatie die je voor je ziet. En Svein, bij jou stel ik me zo voor dat je buiten beeld een enorme knots in je handen hebt, waarmee je het liefst eens goed orde op zaken zou willen stellen.
Die norse, ontevreden blikken pasten jarenlang goed bij jullie uitzicht vond ik. Want het zag er soms hopeloos uit, die bouwput aan jullie voeten. Het Arnhemse stationsgebied was jarenlang een bouwkundige kakofonie van oude, nieuwe, tijdelijke en half afgebouwde constructies. En net als jullie had ook menig Arnhemmer er op een gegeven moment een hard hoofd in. Komt dat nieuwe station ooit af? Maar, zo weten we nu, het kwam af. En hoe! Uiteindelijk zullen de kostenoverschrijdingen, vertragingen en lekkende daken vergeten zijn. Het enige dat dan resteert, is een stationsgebouw dat met recht iconisch genoemd mag worden. Een gebouw waar mensen speciaal naartoe reizen om het te bekijken en te fotograferen. Zo’n blikvanger is het geworden en dat is prachtig.
Overigens heeft niet alleen het station Arnhem ingrijpend veranderd. In het gebied zijn meer gebouwen verrezen met beeldbepalende trekjes. Waar eerst de Eusebiustoren de skyline van de stad domineerde, moet die haar plek nu delen met de Park- en Rijntoren. En ook de aanblik van het Willemsplein is veranderd, al ben ik daar minder enthousiast over. Aan het Willemsplein namelijk, staat al 80 jaar het majestueuze pand, ‘De Nederlanden van 1845’, van Willem Dudok. Dat pand verdient het om een beetje los te staan van haar omgeving, zoals een foto baat kan hebben bij een mooi passe-partout. Maar nu wordt het overschaduwd door een massieve blinde gevel van de Pathé bioscoop, die De Nederlanden visueel in haar nek lijkt te hijgen. Maar goed, zo gaat dat met architectuur. Gebouwen eisen hun plek op in het stedelijk landschap. En over smaak valt maar moeilijk te twisten.
Maar ik dwaal af. Terug naar het Stationsplein waar jullie, twee stoere Noormannen, al 13 jaar lang brutaal het beeld bepalen. Twee Vikingen, schijnbaar verdwaald in de 21e eeuw. Een dijk van een anachronisme, maar jullie hebben je daar nooit iets van aan getrokken. Jullie waren er gewoon. Stoer, nors en onverzettelijk. En feitelijk paste dat anachronisme heel goed. Het stationsgebied was jarenlang een ratjetoe aan stijlen. Oud, nieuw, mooi en lelijk. Een samenspel van rafelrandjes, steeds in beweging. En jullie tijdelijke portret van zeildoek, daar zo aan die gevel, werd gek genoeg een constante factor in dat geheel.
Ik vind het doodzonde, maar het lijkt er na al die jaren nu toch op dat jullie doek gaat vallen. Want de vernieuwingsgolf in het stationsgebied, die rolt nu wel heel overtuigd jullie kant uit. Nieuw, glanzend en strak ontworpen lijkt het nu toch echt te winnen van de rafelrand. Er komt een groot hotel, vlak voor jullie neus. De gevel waar jullie portret aan hangt, verdwijnt dan achter een ongetwijfeld fraai vormgegeven pui van glas, staal en metselwerk. Ik kan me echter niet voorstellen dat dat jullie definitieve einde betekent. Zo zitten jullie niet in elkaar. De stad ook niet, die is ook nooit af. Het is dus simpel. Laten we met elkaar op zoek gaan naar een nieuw gebied, dat nog vol rafelranden zit. Daar kunnen ze vast twee stoere Noormannen gebruiken.